Toespraak van Prinses Laurentien tijdens het jubileumcongres van Expertisecentrum handicap + studie

Cursus- en Vergadercentrum Domstad, Utrecht.

Studenten,

Mijnheer van Beek,

Mijnheer Everhardt

Medewerkers van Handicap + Studie en CINOP

dames en heren,

70 jaar Handicap + Studie, een belangrijk moment om te vieren, te reflecteren en vooruit te kijken.  Ik ben heel blij om hier als jullie en uw Beschermvrouwe aanwezig te zijn.

Er is veel gebeurd in 70 jaar – in de samenleving en dus ook met Handicap + Studie als organisatie. Van Studentensanatorium naar Bureau Studiehulp, naar Handicap + Studie dat nu alweer enige tijd onderdeel is van CINOP. En ook de aantallen studenten hebben zich ontwikkeld.

In het sanatorium van de organisatie 70 jaar geleden kuurden en studeerden in 17 jaar tijd ruim 600 studenten.

Dit jaar studeren 210.000 studenten met een beperking in het hbo en op universiteiten. 70.000 studenten met een beperking ervaren belemmeringen bij het studeren. Zij hebben voorzieningen en/of aanpassingen nodig om succesvol te kunnen studeren.

Naast demografische ontwikkelingen die aan deze stijging ten grondslag liggen laten de grote aantallen ook zien dat er veel vooruitgang is geboekt: er is veel meer bewustzijn over de knelpunten en kansen van het studeren met een functiebeperking en op veel meer plekken worden de nodige aanpassingen gedaan.

Handicap + Studie heeft een aantal jaar haar focus verlegd van de ondersteuning van individuele studenten naar de systemen die om aanpassingen vragen. Met andere woorden, oplossingen ontwikkelen en optimale voorwaarden scheppen die studeren mogelijk maken voor studenten met een beperking – zichtbaar of onzichtbaar, fysiek of mentaal, tijdelijk of chronisch. Het werk van Handicap + Studie gaat dus over zaken zoals informatievoorziening, toegankelijkheid van onderwijsinstellingen, rechten, aangepast examineren, flexibele leerroutes, begeleiding, ook richting werk en studeren in het buitenland. Het is moedig om zo’n heldere strategische focus aan te brengen om middelen zo effectief mogelijk in te zetten.

En juist ook vanuit die systemische focus blijft het belangrijk om te denken vanuit twee perspectieven die onlosmakelijk met elkaar verwoven zijn:

  • Te denken vanuit het ultieme doel dat we willen bereiken
  • Te denken vanuit studenten zelf. Want door te luisteren naar jullie - jongeren met een zichtbare of onzichtbare handicap of chronische ziekte - leren we begrijpen waar de knelpunten en kansen zitten. En leren we dus wat we met elkaar moeten bereiken en oplossen.

In gesprekken met studenten de afgelopen jaren heb ik verschillende antwoorden gehoord op wat jullie willen: je gelijkwaardig te voelen aan je medestudenten; mee kunnen komen en succesvol te zijn, en om met plezier te kunnen studeren en de weg naar werk te vinden. Maar ook dat anderen je waarderen, misschien soms juist omdát je een andere blik hebt op het leven. Dus gelukkig zijn zoals ieder ander – voelen dat je erbij hoort maar óók jezelf zijn.

Gelijkwaardigheid en diversiteit zijn dus basisprincipes waar het voor jullie om gaat – het zijn ook basisprincipes in onze samenleving. Dit zijn dan ook altijd hoofdargumenten om als samenleving het werk van Handicap + Studie te omarmen en mogelijk helpen maken: het streven naar het gevoel van geluk en gelijkwaardigheid in het plezier van studeren en de kansen benutten van waardevolle mensen met een andere blik.

Natuurlijk zijn er ook andere argumenten die onderbouwen waarom aanpassingen zoveel mogelijk moeten worden geboden voor het studeren met een functiebeperking. Zo zegt bijvoorbeeld Bruno Stricker, hoogleraar en docent aan de Erasmus universiteit: ‘het levert de maatschappij meer op als iemand met een handicap kan studeren en werken dan wanneer deze thuiszit met een uitkering’ volgens een van de geïnterviewde oud-studenten.

Het is een belangrijk, begrijpelijk en ja, ook overtuigend argument. Maar zoals ik heb ervaren uit mijn werk op het gebied van laaggeletterdheid moeten we ook het onderscheid durven blijven zien tussen morele uitgangspunten voor mensen zelf en afgeleide opbrengst-gerichte, sociaal-economische argumenten.

Dat brengt me op mijn tweede punt, het luisteren naar jullie ervaringen, die ons de nodige aanwijzingen geven vanuit de praktijk. Dat geldt natuurlijk ook voor de dilemma’s van onderwijsinstellingen waar de aanpassingen moeten plaatsvinden – ik kom daar zo op terug. 

Het is de rode draad geworden in mijn werk, of het nu gaat over laaggeletterden, kinderen of jongeren: dat beleid het meeste hout snijdt als het in de basis wordt gevoed door de mensen om wie het uiteindelijk gaat. Dus niets bedenken over de hoofden over mensen heen, maar met mensen – wie ze ook zijn, wat ze wel of niet kunnen of welke leeftijd ze ook hebben. Het enige dat beleidsmakers en professionals moeten doen is om deze denkkracht te ervaren, los te laten te denken alle antwoorden zelf te moeten hebben en dan samen aan de slag te gaan. “Samen kom je altijd op betere ideeën,” zo leren kinderen ons.

Ik wil dus het liefste naar jullie studenten luisteren, ik heb zoveel vragen. Ik noem er 7.

  • Hoe voelt het om te leven met een chronische ziekte? Of met een onzichtbare beperking die je iedere dag letterlijk met je meesleept maar die niemand ziet?
  • Hoe is het om niet precies hetzelfde programma te kunnen volgen als je medestudenten terwijl je niets liever wil dan niet opvallen?
  • Hoe is het om met de angst te leven niet serieus genomen te worden of zelfs geweigerd te worden bij een studie of een baan?
  • Wat heb jij nodig om te kunnen ontdekken waar je goed in bent en welke talenten je zou willen ontwikkelen ondanks, of soms misschien wel juist vanwege je beperking?
  • En wat heb je nodig om, zoals oud-student Jacco Holthuis het noemt, “het beste in jezelf naar boven halen zodat je mensen achter je krijgt die in je geloven en je helpen drempels te slechten”?
  • Wetende dat het vaak veel mentale en fysieke energie kost om én goed te studeren, én mee te komen met klasgenoten, wat heb je nodig om toch met plezier en voldoening te studeren?
  • En waar kan technologie je ondersteunen, en waar mensen?

Het maakt me nederig als ik luister naar mensen die het leven ervaren vanuit een hele andere realiteit en beleefde werkelijkheid dan die van mij. Nederig en daarom verrijkend. Ik weet niet hoe het is om te leven met een chronische ziekte of met een fysieke functiebeperking. Ik weet niet hoe het voelt om iedere dag het gevoel te hebben dat je harder moet knokken dan anderen vanwege een handicap. En ik weet niet hoe het is om het gevoel te hebben een talent te hebben dat mensen niet zien omdat ze niet verder kijken dan je beperking. Dat is mijn grote beperking.

Er zijn dus vertalers nodig zoals Handicap + Studie, met als belangrijkste eigenschappen vragen naar dilemma’s, luisteren naar antwoorden, ook tussen de regels door, inlevingsvermogen en inbeeldingsvermogen. Zo kan Handicap + Studie de juiste match maken tussen wat jullie studenten nodig hebben aan de ene kant en wat de onderwijsinstellingen en werkplekken kunnen doen anderzijds –zonder de ultieme uitgangspunten van gelijkwaardigheid en diversiteit uit het oog te verliezen. Zolang iedereen die onderschrijven, komen we er altijd met elkaar uit.

Ik sluit af.

Het is cruciaal dat onderwijsinstellingen hun dilemma’s blijven delen. En dat we van jullie blijven leren. Jullie kunnen ons helpen om door te bril te leren en blijven kijken van jullie realiteit. Door te vertellen over je ervaringen, door aandacht te blijven vragen voor het belang van gelijkwaardigheid en diversiteit.

Dat belang gaat dus veel verder dan het recht dat jullie hebben. De samenleving heeft jullie talenten hard nodig, juist ook vanwege jullie andere blik op de samenleving en beleving van het leven.

Diversiteit en inclusiviteit zijn voorwaarden van een duurzame samenleving. En nederigheid, zo zei Confucius, “is de grondslag van alle deugden.” En een Engelse schrijver (Charles Caleb Colton) zei eens: “De grootste vriend van Waarheid is tijd, haar grootste vijand is Vooroordeel, en haar constante metgezel is Nederigheid.”

Dank u wel.