Toespraak van Koning Willem-Alexander bij de lunch ter gelegenheid van tien jaar Koningschap op Paleis Huis ten Bosch


Dames en heren,

Hartelijk welkom op Paleis Huis ten Bosch! Mijn vrouw, mijn moeder en ik hebben uitgekeken naar  deze ontmoeting met u. Het overkomt ons niet elke dag dat wij de kans krijgen om te lunchen met honderd mensen die allemaal een tien verdienen. 

Mensen die zichzelf een tien waard vinden, die kom je nog wel eens tegen. Maar u bent hier omdat anderen u hebben voorgedragen. En dat is de mooiste introductie die je kunt hebben.

Over vier dagen – op 30 april – hoop ik tien jaar uw Koning te zijn. En ik kan eigenlijk geen betere manier bedenken om dat te markeren dan door een eerbetoon aan ú. Want u bent allemaal op uw eigen manier bezig om onze wereld een beetje mooier te maken. 

U ziet mensen om u heen die in de knel zitten en die wat extra zorg nodig hebben. Of u ziet een probleem dat maar steeds blijft liggen. En dan denkt u niet: laat anderen dat maar oplossen. Dan gaat u erop af en dan gaat u aan de slag.

Ik hoorde dat velen van u verbaasd waren toen u werd gebeld. De meesten hadden dit helemaal niet verwacht. En, zoals ik inmiddels heb begrepen: de meesten dachten dat het een 1 april grap was. Zelf vindt u het waarschijnlijk niks bijzonders om uw steentje bij te dragen. Maar voor de mensen in uw omgeving bent u wél bijzonder. Voor hen bent u een anker, een helper in nood of een lichtend voorbeeld. 
Ik vraag me wel eens af: waar zouden we zijn zonder al die ‘gewone’ bijdragen van mensen met het hart op de goede plaats. Wat een onherbergzame plek zou de wereld zijn.

We hebben hier mensen van alle leeftijden, overal vandaan, met de meest verschillende achtergronden en bezigheden. Ook mensen uit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Fijn dat u er bent!

Onze jongste gast is 22 jaar. En de gast met de meest respectabele leeftijd is 86!

En we hebben ook een jarige in ons midden. Ik hoop niet dat de familie thuis met taart op u zit te wachten, want we hebben u hier nog even nodig.

Sommigen van u zijn de drijvende kracht achter een dorpshuis of een vereniging. En helpen dan vaak ook met de ingewikkelde dingen als vergunningen regelen en fondsenwerving. Er schijnen zelfs mensen te zijn die dat leuk vinden.

Anderen binden de strijd aan tegen eenzaamheid, en halen mensen uit hun isolement.
Sommigen geven daklozen een thuis.
Anderen helpen gezinnen in financiële nood.

Weer anderen gaan met vuilniszakken op pad om afval op te ruimen.
Of organiseren concerten en sportevenementen in het dorp.
Of bezorgen kinderen met een beperking een onvergetelijke vakantie.

Als ik terugkijk op de afgelopen tien jaar, dan komen er veel beelden bij me boven. 

Er zijn verschrikkelijke dingen gebeurd, zoals de MH17-ramp en de coronapandemie. En er zijn grote zorgen, zoals de oorlog in Oekraïne en de stikstofcrisis. Maar er is ook zóveel moois. 

Ik vind het jammer dat we onze belangrijkste krachtbron soms over het hoofd zien, terwijl we er met onze neus bovenop staan.

Die krachtbron bent ú. 
En mét u al die mensen die zich inzetten voor anderen. 
Heel gewoon. Omdat u vindt dat het moet. En omdat u het gewoon dóet.

Daarom wil ik ter gelegenheid van mijn tienjarig Koningschap het glas heffen mét u en óp u. 

Dank u wel voor alles.

Op uw gezondheid en geluk en op ons Koninkrijk!