Openingstoespraak van Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje gehouden tijdens de algemene ledenvergadering van de Unie van Waterschappen te Zaanstad, 11 oktober 1999, gesproken woord geldt.

Voorzitter, excellentie, dames en heren,

Twee jaar geleden kondigde ik op televisie aan dat ik mij met waterbeheer wilde gaan bezighouden. Dat heb ik geweten. Ik werd overstelpt met reacties. Niet alleen met komische opmerkingen en grappen, maar ook en vooral met brieven van bedrijven, instellingen en personen, vol goede raad, adviezen en verzoeken. Talloze ondernemers, van zwembadleveranciers tot loodgieters bedrijven en fabrikanten van allerlei aan water gerelateerde producten, probeerden mij er in fraaie bewoordingen van te overtuigen dat ook die activiteiten gezien konden worden als goede voorbeelden van waterbeheer. Absoluut waar, maar niet van dat waterbeheer wat ik voor ogen had, moet ik heel eerlijk zeggen.

In overleg met een aantal deskundigen heb ik sindsdien uitgebreid kennis gemaakt met bijna alle facetten van het waterbeheer. Eén ding is mij duidelijk geworden: waterbeheer is nog fascinerender dan ik ooit voor mogelijk hield. Ik ben onder de indruk geraakt van het aantal organisaties dat zich op de één of andere manier met water bezighoudt en op dat gebied samenwerkt. Alleen al in de overheidssfeer zijn dat verschillende ministeries, de provincies, de gemeenten en vooral de waterschappen natuurlijk.

U bent elke dag van het jaar bezig met uw belangrijke taak, in stilte, in alle bescheidenheid. Als je je erin verdiept, moet je wel concluderen dat wij Nederlanders veel te weinig stilstaan bij het werk dat u voor ons verzet. Wat leven met water betekent, lijkt soms vergeten; niet alleen de dreiging, maar ook de schoonheid die ervan uitgaat. Immers, wie realiseert zich, als hij langs een akker fietst, dat allerlei vormen van landbouw alleen bedreven kunnen worden doordat u ervoor zorgt dat het water in de sloten en vaarten hoog of laag genoeg staat? Wie staat er in menig natuurgebied bij stil dat dit bijna ten prooi viel aan verdroging, maar dat dit is voorkomen doordat u het weer van voldoende water voorziet?

Als oudste democratische instelling horen de waterschappen bij ons land, bij onze manier van leven, al eeuwenlang, en dat moet vooral zo blijven. Een oude organisatie, maar één die met zijn tijd mee gaat. Het bewijs daarvan is dat u zich de laatste jaren snel aan het moderniseren bent. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de schaalvergroting, waardoor ook de deskundigheid is toegenomen; ik denk aan de manier waarop de inwoners bij de verkiezingen hun stem konden uitbrengen, en aan de onlangs gesloten overeenkomst om de onderlinge kwaliteit te gaan vergelijken, zodat tot nog betere prestaties kan worden gekomen.

Het waterbeheer in Nederland is bijna geruisloos gemoderniseerd. Niet alleen in bestuurlijk en technisch opzicht, maar vooral ook in de manier waarop wij omgaan met het water. Werd water altijd gezien als een vijand waartegen we ons moesten wapenen, sinds de invoering van het integraal waterbeheer, eind jaren tachtig, wordt het steeds meer gezien als een bondgenoot. Maar als wij water daadwerkelijk tot onze bondgenoot willen maken, dan moeten we water meer dan nu een bepalende factor laten zijn bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Op dit moment lijkt het tegendeel het geval: er lijkt een onbalans ontstaan te zijn tussen natuurlijke processen en menselijk ingrijpen.

De afgelopen jaren is veel gesproken over klimaatverandering en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn voor ons land. De zeespiegel stijgt, de rivierafvoeren veranderen, er is meer en intensere neerslag. En het lijkt wel of het praten over de veranderingen onmiddellijk met feiten wordt geboekstaafd. Hevige regenval zorgt voor grote overlast. Vorige week nog, in het Westland. Dit voorjaar was één van de natste van deze eeuw, met als gevolg zeer hoge rivierafvoeren tot laat in het jaar. Deze zomer steeg voor de vijfde keer dit decennium de temperatuur van het oppervlaktewater binnen enkele dagen tot boven de 23 graden, met grote risico's voor de visstand. Eveneens deze zomer daalde het debiet van de Maas en Rijn in enkele dagen zeer sterk, bijna tot de kritische ondergrens. Gelukkig bleef de aanvoer voldoende om ons land van voldoende zoetwater te blijven voorzien, zodat ingrijpende maatregelen, zoals vaardiepte beperking voor de scheepvaart, verminderde verziltingsbestrijding of beperkingen in het koelwatergebruik voor de electriciteitsvoorziening, niet nodig waren. Ondanks het natte voorjaar moesten eind juli op sommige plaatsen, met name op de zandgronden, beregeningsverboden worden afgekondigd om de grondwaterstand niet te ver te laten dalen.

Deze gebeurtenissen illustreren dat onderzocht moet worden of we wel op de ingeslagen weg moeten doorgaan. Een extra pomp, hogere dijken, extra zandzakken en hopen dat ongewenste meteorologische omstandigheden niet intreden : op den duur voldoet het niet meer. Ingrijpende maatregelen zullen nodig zijn, waarbij wij niet alleen naar de korte termijn successen moeten kijken, maar naar de resultaten op de lange termijn. Een voorbeeld van deze maatregelen is de aanpak van de grote rivieren. Daarbij wordt nagegaan hoe grote waterafvoeren kunnen worden opgevangen door dijken hier en daar te verleggen, door geplande bebouwing in de uiterwaarden niet uit te voeren en daarmee letterlijk weer ruimte aan het water te geven. Dit is bijvoorbeeld gedaan bij de Vinex-locatie Stadsblokken Meinerswijk in Arnhem en de locatie Waalfront-west in Zaltbommel. En misschien moeten we wel, geholpen door voortschrijdend inzicht, andere geplande bouw locaties onder loep van de waterbeheerder nemen, zodat volgende generaties over misschien 50 of 100 jaar niet de negatieve effecten zullen ondervinden van onze expansie drang.

Deze aanpak sluit aan bij de vierde Nota waterhuishouding. Daarin staat immers dat we ons niet langer uitsluitend moeten richten op de aanpak van knelpunten, maar dat we veel meer moeten proberen positieve ontwikkelingen te stimuleren. In plaats van voortdurend te repareren wat kapot is gegaan moeten we zoveel mogelijk voorkomen dat dat nodig is, en tegelijk ruimte scheppen voor nieuwe ideeën. Niet langer vechten met de natuur, maar gebruik maken van de mogelijkheden en de kracht van deze machtige bondgenoot. Al dan niet onbewust inwerken tegen natuurlijke processen tast niet alleen de wezenlijke waarden en kwaliteiten van watersystemen aan, maar vergt bovendien veel inspanning en brengt uiteindelijk zeer hoge kosten met zich mee.

Gelukkig heb ik gezien dat bij veel waterbeheerders zeer actief wordt omgegaan met deze problematiek en dat daarbij niet alle heil wordt verwacht van technische oplossingen, maar ook veel met andere disciplines wordt samengewerkt. Landschapsarchitecten, landbouworganisaties en natuurbeschermingsorganisaties geven ieder vanuit hun eigen deskundigheid belangrijke impulsen om tot soms zeer ingrijpende herstructureringen te komen.
Het gaat dan bijvoorbeeld om discussies over de vraag waar en hoe gebieden gebruikt moeten gaan worden als wateropvanggebied in tijden van zeer grote aanvoer. Of het gaat over de vraag op welke manier wij aan voorraadvorming zullen gaan doen, zodat steeds voldoende zoetwater beschikbaar is om verzilting te bestrijden en in tijden van schaarste aan de vraag te voldoen. Juist omdat de antwoorden op deze vragen grote gevolgen kunnen hebben voor de bestemming van bepaalde gebieden, is het goed om zo veel mogelijk zienswijzen te betrekken bij de totstandkoming ervan. Onze overlegcultuur, die welbeschouwd van oudsher gebaseerd is op het waterbeheer, kan op deze manier een nieuwe impuls krijgen. Tegelijk moeten we er voor zorgen dat de discussies niet verzanden in gesprekken waarbij emotie de boventoon voert, terwijl de kern van de zaak uit het oog wordt verloren, namelijk dat we ons land veilig en bewoonbaar moeten houden.

Tot slot, Excellentie, mijnheer de voorzitter, dames en heren, sta ik kort stil bij enkele internationale gebeurtenissen op watergebied , die eveneens gericht zijn op overleg en samenwerking.
Waterschappen en waterschappers werken net als de rijkswaterbeheerder steeds meer samen met organisaties in het buitenland. Daarbij gaat het om alle facetten van het waterbeheer zoals ik die ben tegengekomen. Soms wordt samengewerkt als partner - zoals sommige gemeenten dat ook doen - soms krijgt de samenwerking gestalte doordat deskundigen tijdelijk worden gedetacheerd bij waterprojecten.
Wat daarbij vooral opmerkelijk is, is dat het buitenland niet alleen belangstelling toont voor de technische kennis van de Nederlandse waterbeheerder, maar vaak vooral graag meer wil weten over onze bestuurlijke organisatie en onze wijze van financiering. Kennelijk spreekt een vorm van waterschapsorganisatie veel mensen aan. Dat is een groot goed. Tegelijk valt op dat in veel landen de waterwetgeving is aangepast aan de moderne tijd. Wetgeving is steeds meer toegesneden op stroomgebiedbeheer waarbij verschillende aspecten van het waterbeheer in een integrale waterwet zijn samengebracht. Zou dat ook iets zijn voor Nederland? Is na de modernisering van de waterschappen nu ook hier de wetgeving aan de beurt?
Naar verwachting zal in de loop van volgend jaar de Europese Kaderrichtlijn Water worden vastgesteld en gepubliceerd. Deze richtlijn zal van invloed zijn op het beheer van de stroomgebieden. In de Commissie Integraal Waterbeheer is daarover al enkele keren van gedachten gewisseld. Daarbij is ondermeer de samenwerking van waterbeheerders over de grenzen aan de orde geweest. Hoe dat vorm moet worden gegeven is nog niet helemaal duidelijk, maar dat er veranderingen aan zullen komen lijkt onvermijdelijk.

Een andere belangrijke internationale watergebeurtenis speelt zich volgend jaar af binnen onze landsgrenzen: het tweede Wereld Water Forum, dat van 17 tot en met 22 maart volgend jaar wordt gehouden in Den Haag. Dit forum moet ervoor zorgen dat water internationaal prominenter op de agenda komt te staan. Er zal niet alleen een ministersconferentie worden gehouden, maar er wordt ook een mondiale toekomstvisie op het waterbeheer gepresenteerd, én een actieprogramma dat daaruit voortvloeit. Aan de totstandkoming van deze Visie, met een hoofdletter V, wordt bijgedragen door duizenden mensen over de hele wereld. Het Wereld Water Forum biedt u als waterbeheerders een goede gelegenheid om in contact te treden met collegae uit de gehele wereld.

De voorlopige resultaten van de Wereld Water Visie zijn twee maanden geleden gepresenteerd tijdens het Water Symposium van Stockholm. In het kader van dat symposium overhandigde Prinses Victoria een prijs aan drie jonge Spaanse wetenschappers die zich hadden onderscheiden op het gebied van het wateronderzoek. De feestredenaar, een Amerikaanse hoogleraar, koos voor zijn gehoor een woord waarmee ik op mijn beurt graag deze toespraak afsluit:

Watervrienden,

ik wens u een levendige discussie en een vruchtbare jaarvergadering toe.