Toespraak van Z.K.H. de Prins van Oranje, 29 juni 2006

uitgesproken in de Ridderzaal te Den Haag op Veteranendag 2006

Veteranen, dames en heren,

Het is een voorrecht U te mogen toespreken op deze bijzondere dag. Bijzonder voor U, voor mij en voor mijn familie. Vandaag, 29 juni 2006, is de 95ste geboortedag van mijn grootvader, Prins Bernhard. Niet toevallig vieren we juist op zijn verjaardag de Nederlandse Veteranendag. In de laatste fase van zijn leven heeft mijn grootvader heel bewust aangegeven hoezeer de instelling van deze dag zijn warme instemming had. Dit is een dag in zijn geest. Hoewel hij door velen werd gezien als de Veteraan der veteranen, voelde hij zichzelf één van U. Hij voelde zich thuis bij U.

U kent als geen ander de sterke band die er bestond tussen hem en onze krijgsmacht en allen die daarin dienen en hebben gediend. Deze diepgevoelde band kreeg ieder jaar nog een extra accent op 4 en 5 mei - dé momenten waarop wij onze gevallenen herdenken en vieren dat wij in vrijheid mogen leven.

Deze dag, de Veteranendag, is sinds eind mei een officieel nationaal evenement. Voor dat besluit ben ik de Minister-president en de Ministerraad heel dankbaar. Deze dag is bij uitstek dé gelegenheid om U als veteranen te eren en te danken voor Uw bijdrage aan het herstellen of behouden van de internationale rechtsorde. Binnen onze nationale grenzen of elders in de wereld.

Deze dag is één van die zeldzame gelegenheden waarbij de Nederlandse veteranen zich presenteren aan onze samenleving. Ze treden dan als groep, maar ook als persoon, als het ware uit de schaduw van de geschiedenis. Ze geven op hetzelfde moment die geschiedenis een menselijk gezicht. Een gezicht dat herkenbaar is voor oud èn jong.

Het gaat dan plotseling niet meer over de militaire inzet zélf of de politiek daarachter. Niet over de juistheid van bepaalde beslissingen, of over de vraag waarom een militaire operatie al dan niet succesvol verliep. Op het moment dat de schijnwerpers zich minder richten op zulke kwesties en gebeurtenissen en meer op de militairen die er middenin zaten, wordt de menselijke kant van de zaak beter zichtbaar.

Tot op heden ontbrak die te vaak. Niet in de laatste plaats omdat veteranen zélf soms aarzelden uit de schaduw van die grote gebeurtenissen te treden. Die aarzeling komt voort uit het gevoel van veel veteranen in de eerste plaats beoordeeld en gewaardeerd te worden in de context van de oorlog waaraan ze hebben deelgenomen.

Wanneer het gaat om een militaire inzet die als juist en rechtvaardig wordt ervaren, hebben ze daar niet veel moeite mee. De veteranen van de Tweede Wereldoorlog hebben ervaren hoe het succes en de heroïek van de zo zwaar bevochten overwinning ook kon afstralen op henzelf.

Anders ligt het als naderhand door mensen in de samenleving kritisch wordt geoordeeld over politieke of militaire aspecten van een oorlog of een vredesoperatie. Dat gebeurde in de maatschappelijke verwerking van de dekolonisatiestrijd in de Indonesische archipel, tussen 1945 en 1962. Op een andere manier zagen we het opnieuw naar aanleiding van het Nederlandse optreden in en rond Srebrenica, in 1995.

De veteranen van deze missies mag je persoonlijk niet verantwoordelijk stellen voor de aanleiding van de soms heftige kritiek. Toch hebben velen zich die kritiek wel persoonlijk aangetrokken. Als reactie zochten zij de luwte. Of, zo u wilt, de schaduw van de geschiedenis. Ze keerden zich op dit punt in zichzelf en deelden hun emoties en ervaringen voortaan hooguit nog met hun sobats en hun buddy's.

De menselijke kant van dit deel van onze geschiedenis is daardoor onvoldoende ingekleurd. Dat is te betreuren.

De terughoudendheid van veel veteranen is begrijpelijk. Maar ook onnodig. Want onze samenleving oordeelt over juist deze missies veel genuanceerder dan menigeen denkt. In het hedendaagse denken neemt Nederland weliswaar afstand van sommige militaire operaties, maar tegelijkertijd is er wèl een breed gevoeld respect voor de militairen die in opdracht van datzelfde Nederland zulke operaties moesten uitvoeren.

We zijn als samenleving solidair met onze veteranen. Waar het tot nu toe echter aan ontbrak, was een overtuigende manier om dat respect en die solidariteit te uiten. We zijn daarin misschien wat minder uitbundig dan andere landen, en in ieder geval minder uitbundig dan sommige veteranen hopen en verwachten.

Toch denk ik dat de Nederlandse veteranen tevreden zullen zijn met wat de afgelopen jaren tot stand is gebracht. De succesvolle strijd van Indië-veteranen voor erkenning en nazorg komt nu ook de jonge veteranen ten goede. Er is daarbij niet alleen oog voor de betrokken militairen, maar ook voor hun thuisfront.

Vandaag, op 29 juni, betuigen wij als samenleving respect aan al die mannen en vrouwen die zich namens het Koninkrijk onder moeilijke omstandigheden hebben ingezet voor vrede en veiligheid. Hier was het om de bezetter te verdrijven. Elders in de wereld was het om vrijheid te beschermen of te herstellen, opdat onze medemensen daar ook in vrede en veiligheid zouden kunnen leven. Dit heeft van velen grote persoonlijke offers gevraagd, zowel fysiek als psychologisch. Het is nodig en waardevol daar als samenleving bij stil te staan.

Vandaag roep ik U als veteranen dan ook op om uit de schaduw van de geschiedenis te treden. We hebben veel aan U te danken. We zijn trots op U en willen dat ook tonen. Tenslotte, roep ik alle Nederlanders op om op Veteranendag de vlag uit te steken. Opdat onze veteranen - oud en jong - weten dat er aan hen wordt gedacht. Dat hun offers en hun inspanningen niet vergeten zijn. Nederland eert zijn veteranen. Met trots. Met overtuiging.

Dank u wel.