Toespraak van Koning Willem-Alexander bij het staatsbanket ter gelegenheid van het staatsbezoek van de president van Kaapverdië, Jorge Carlos Fonseca, Amsterdam

De toespraak is uitgesproken in het Engels.

Meneer de President, Mevrouw Fonseca,

Hartelijk welkom in het Koninklijk Paleis Amsterdam. Mijn vrouw en ik zijn heel blij met Uw komst naar Nederland. In deze donkere decembermaand brengt de gedachte aan Cabo Verde ons wat extra zonneschijn en warmte. Maar veel belangrijker nog: Uw bezoek illustreert hoezeer de verhalen van onze beide landen verweven zijn geraakt. 

Natuurlijk, onze landen hebben een héél verschillende geschiedenis. Maar wie goed luistert, ontdekt dezelfde grondtoon. Het geruis van de zee verbindt ons. Het is de zee die in de jaren vijftig van de vorige eeuw de eerste Kaapverdianen naar Nederland bracht. Zeelieden uit Uw land vonden in Rotterdam een nieuwe thuishaven. Eerst waren zij nog met enkelen. Later werden het er meer. Zij zochten en vonden werk aan wal en in de haven. Als schoonmaker van olietankers. Als arbeider in de fabriek. Als bouwvakker. Zwaar werk! Maar dat waren de Kaapverdianen gewend. Het zijn aanpakkers en overlevers van huis uit, met een warm hart en een grote onderlinge solidariteit. Want je buren laat je nooit vallen! Wat je hebt, dat déél je met elkaar.

Het klikte tussen Rotterdam en de groeiende Kaapverdiaanse gemeenschap. Langzaam werd de nieuwe thuishaven een echt thuis. Rotterdam werd het tiende bewoonde eiland van Kaapverdië, een stukje tropen op 52 graden noorderbreedte. Wat daarbij hielp was het bloeiende verenigingsleven. Want waar Kaapverdianen zijn, daar zijn gezelligheidsverenigingen, culturele manifestaties en straatfeesten. Daar is voetbal! Daar is muziek!! 

‘Caboverdianos na Holanda’ heette de allereerste Kaapverdische langspeelplaat ooit, opgenomen in Rotterdam. Dat zegt genoeg!

Meneer de President, wij leven mee met het wel en wee van Uw land en wij volgen de prestaties die worden geleverd met belangstelling. Het is indrukwekkend hoe Uw jonge republiek erin geslaagd is om binnen amper twee generaties tot ontwikkeling te komen. Uw land is trots op zijn onafhankelijkheid en vrijheid en koestert zijn instituties. De democratie heeft stevig wortel geschoten en de meeste Kaapverdianen hebben hun levensomstandigheden aanzienlijk verbeterd. 

Vanaf het allereerste begin was Nederland nauw betrokken bij de opbouw van het onafhankelijke Kaapverdië. Wij willen U danken voor het vertrouwen dat er vanaf het begin tussen ons was. Dit maakt onze relatie heel speciaal tot op de dag van vandaag. Dit zeg ik namens alle landen binnen ons Koninkrijk, ook de landen in het Caribisch gebied! Zoals U weet hebben het Creools en het Papiamento veel gemeen!

Uw bezoek geeft ons de gelegenheid onze brede samenwerking nog hechter te maken. 

Vanmiddag heeft U hier in Amsterdam vertegenwoordigers ontmoet van de Nederlandse maritieme sector. Daarbij ging het onder meer over de vraag hoe lokale bewoners en ondernemers zoveel mogelijk kunnen profiteren van investeringen in de ‘blauwe economie’ en het toerisme. 

Morgen bezoekt U Rotterdam. Dan gaat het onder meer over onze samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, veiligheid en privacy. Deze thema’s liggen U en Uw vrouw als juristen na aan het hart.
 
Samen bestrijden we drugscriminaliteit en trafficking. Veiligheid begint echter in de lokale gemeenschap. Daarom is het goed dat wij ook ervaringen uitwisselen over sociale weerbaarheid in wijken en buurten.

Naast deze serieuze onderwerpen is er ook ruimte voor lichtere thema’s als cultuur en sport. Als grote fan van Ajax wordt U hier in Amsterdam op handen gedragen, Meneer de President! Ik ben echter bang dat Uw voorkeur in Rotterdam op ietsje minder bijval zal kunnen rekenen…

Maar geen zorgen, de Rotterdammers zijn sportieve mensen die heus openstaan voor andere opvattingen. Morgen waagt U zich in het hol van de leeuw. Dan bent U niet in het Paleis, maar in het Kasteel – het stadion waar zoveel voetballers met Kaapverdiaanse roots de sterren van de hemel hebben gespeeld.

Meneer de President, Uw land is in oppervlakte niet groot. Maar in uitstraling omspant het de halve wereld, van Boston tot Lissabon en Rotterdam. 

Kaapverdianen nemen herinneringen van over de hele wereld mee naar huis. Op Uw bovenwindse eilanden vind je zelfs restaurantjes met de naam ‘Olanda’. Je ontmoet er dezelfde morabeza – gastvrijheid – als in Delfshaven.

Een aantal van onze gasten vanavond is thuis in beide culturen. Zij voelen zich verbonden met Nederland en houden zielsveel van ons land. Maar toch blijft er altijd die ‘sodade’, dat heimwee, naar het eiland van herkomst onder de zon. 
‘Sodade dessa minha terra’, zoals in dat prachtige lied van Cesaria Evora. 

Die stem van Kaapverdië is ook ons dierbaar. Zij is in de afgelopen zestig jaar bij ons gaan horen en wij willen haar nooit meer missen.

Mag ik U daarom vragen het glas met mij te heffen.

Op Uw beider gezondheid, Meneer de President en Mevrouw Fonseca.
En op de vriendschap tussen de Republiek Kaapverdië en het Koninkrijk der Nederlanden.