Waarom ontvangt de Prinses van Oranje vanaf 2021 een uitkering?

Op Prinsjesdag is de begroting van de Koning voor 2022 bekend gemaakt. De pagina’s in het onderwerp ‘Financiën Koninklijk Huis’ over de begroting van de Koning worden daarom bijgewerkt.

In de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH) is bepaald welke leden van het Koninklijk Huis een grondwettelijke uitkering krijgen van de Staat. Momenteel zijn dit Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix.

Daarnaast is vastgelegd dat de vermoedelijke opvolger van de Koning vanaf de leeftijd van 18 jaar een uitkering krijgt, omdat zij vanaf die leeftijd gerechtigd is om de troon te bestijgen en het koningschap uit te oefenen.

In de WFSKH is vastgelegd welk bedrag de vermoedelijke opvolger van de Koning ontvangt. Op 7 december 2021 bereikt de Prinses van Oranje de leeftijd van 18 jaar. In het jaar 2021 betekent dit naar rato een uitkering van 111.000 euro, waarvan 20.000 euro de A-component (het feitelijke inkomen) betreft en 91.000 euro de B-component (voor personele en materiële uitgaven) betreft.

Vanaf 2022 ontvangt de Prinses van Oranje het volledige jaarbedrag van 1.653.000 euro. Hiervan bedraagt 299.000 euro de A-component en 1.354.000 euro de B-component.

De Prinses van Oranje heeft besloten dat zij tot het einde van haar studie de A-component terug zal storten. De B-component zal zij tevens terugstorten, zolang zij geen hoge kosten zal maken in haar functie van beoogd troonopvolger. Dat bedrag zal worden toegevoegd aan de algemene middelen. Met andere woorden: het gaat terug naar de staatskas. Het terug te storten bedrag wordt in de begroting van het daaropvolgende jaar verwerkt, dus het bedrag van 2021 wordt verwerkt in de begroting van 2022.