Doopplechtigheid
De doopplechtigheid was vroeger de eerste gelegenheid waarbij een nieuw lid van het Koninklijk Huis aan het publiek werd getoond.

De doop was 'in het midden van de gemeente', dus vaak tijdens de kerkdienst en vond alleen bij uitzondering plaats in de paleiskapel.
Tot de doop van Prinses Wilhelmina in 1880 waren bij de doopplechtigheid de moeders van de dopeling niet aanwezig. Prinses Juliana en Prinses Beatrix werden voor hun doopplechtigheid in de Gouden Koets naar de kerk gereden. Prins Willem-Alexander en Prinses Catharina-Amalia arriveerden per auto.
Voor Prinses Wilhelmina werd een speciale doopjurk ontworpen. Later droegen Prinses Juliana, Prinses Beatrix, Prinses Christina, Prins Willem-Alexander en Prinses Catharina-Amalia detzelfde doopjurk.
Voor andere leden van het Koninklijk Huis is de doopplechtigheid in het begin van deze eeuw meer en meer een privégebeurtenis geworden. De gelegenheid is versoberd en vindt veelal in besloten kring plaats. De kapel bij Paleis Het Loo wordt daarvoor vaak gebruikt. De huwelijkspredikant is vaak degene die de doop toedient.