Ontstaan van de monarchie
Tot 1795 was Nederland een republiek, die bestond uit een statenbond: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het was een bond van onafhankelijke staten die op basis van een gezamenlijk verdrag een staat vormen.
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren de zeven gewesten autonoom. Maar het buitenlands beleid en defensie waren een zaak van de gewesten gezamenlijk.
In de Franse tijd wordt de oude Republiek der Nederlanden omgevormd tot een moderne eenheidsstaat. Deze krijgt de naam Bataafse Republiek (1795-1806).
Onder Lodewijk Napoleon werd Nederland voor het eerst een Koninkrijk, het Koninkrijk Holland. Dit duurde slechts vier jaar (1806-1810).
In 1813 herwon Nederland zijn onafhankelijkheid. De zoon van de laatste stadhouder, Willem Frederik, keerde terug uit ballingschap en werd uitgeroepen tot soeverein vorst. De eerste Grondwet van de monarchie dateert uit 1814.
Koning Willem I
In 1815 bepaalde het Congres van Wenen dat de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden weer verenigd zouden worden. Willem Frederik riep zichzelf uit tot Koning van het nieuw ontstane Koninkrijk der Nederlanden: Koning Willem I.
De Zuidelijke Nederlanden scheidden zich in 1830 af en in 1839 bij het Verdrag van Londen, erkende Nederland het nieuwe Koninkrijk België.
Koning Willem III
Tot 1839 maakte ook Luxemburg deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden. Daarna was het als Groothertogdom in een personele unie verbonden met Nederland. De Koning was tevens Groothertog van Luxemburg. In 1890 kwam een eind aan de personele unie.
Na het overlijden van Koning Willem III kon zijn dochter Wilhelmina als vrouw haar vader in Luxemburg niet opvolgen. Het hoofd van de andere tak van het Huis Nassau volgde Koning Willem III als Groothertog van Luxemburg op.
Dekolonisatie
Het Koninkrijk der Nederlanden bezat ook nog een aantal overzeese gebiedsdelen: Nederlands-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam het dekolonisatieproces op gang. Koningin Juliana tekende in 1949 de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië. Daarna erkende Nederland Indonesië als zelfstandige staat.
Alleen Nieuw-Guinea bleef nog tot 1962 bij het Koninkrijk der Nederlanden behoren. In 1963 werd het gebied door de Verenigde Naties aan Indonesië overgedragen.
Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden
Op 15 december 1954 tekende Koningin Juliana het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Sindsdien wordt op 15 december Koninkrijksdag gevierd. Suriname en de Nederlandse Antillen kregen met het Statuut de status van land binnen het Koninkrijk. Daardoor kregen ze autonomie bij binnenlandse aangelegenheden. Suriname werd in 1975 een onafhankelijke republiek.
Caribisch deel van het Koninkrijk
In 1986 kreeg Aruba, één van de zes eilanden van de toenmalige Nederlandse Antillen, de status aparte: een land binnen het Koninkrijk. Op 10 oktober 2010 werd het land Nederlandse Antillen ontmanteld. Sindsdien maken Curaçao en Sint Maarten op gelijke wijze als Aruba als zelfstandig land (status aparte) deel uit van het Koninkrijk. Bonaire, Sint Eustatius en Saba kregen de status van bijzondere Nederlandse gemeenten en maken deel uit van Nederland.