Predicaat Koninklijk

Het Predicaat Koninklijk is een onderscheiding die kan worden verleend aan verenigingen, stichtingen, instellingen of grote ondernemingen. Het symboliseert het respect, de waardering en het vertrouwen van de Koning tegenover de ontvanger.

Het wil niet zeggen dat bedrijven met het Predicaat Koninklijk ook leveranciers zijn of een andere relatie hebben met het Koninklijk Huis. De Koning bezit ook geen aandelen van bedrijven die het Predicaat Koninklijk mogen voeren. Het toekennen van predicaten is onder andere bedoeld om een bijdrage te leveren aan de positionering van Nederlandse bedrijven en organisaties in binnen- en buitenland. 

Het toekennen van het Predicaat Koninklijk is een reeds lang bestaande traditie, die werd ingevoerd door Lodewijk Napoleon na zijn aanstelling als Koning in 1806. Na de terugkeer van de Oranjes, waarbij Willem I op 16 maart 1815 Koning van Nederland werd, kon het Predicaat Koninklijk weer opnieuw worden toegekend en gevoerd. De Koning verleende in 1816 de eerste predicaten.

Koning kent Predicaat toe

De verlening, bestendiging en heroverweging van het predicaat Koninklijk is ingebed in de ministeriële verantwoordelijkheid en vindt plaats volgens in Koninklijke Beschikkingen opgenomen voorwaarden en procedures. Alleen de Koning kan het Predicaat toekennen. Het Predicaat is strikt op naam en betekent dat de organisatie het Predicaat Koninklijk mag toevoegen aan de naam en de Koninklijke Kroon in het logo mag opnemen.

Verschil met Predicaat Hofleverancier

Het grootste verschil tussen het Predicaat Koninklijk en het Predicaat Hofleverancier is dat ook verenigingen en organisaties in aanmerking kunnen komen voor het voeren van het Predicaat Koninklijk.